Samir Maglajlic: ‘Zolang ik leef, zal ik terugkomen’

Samir Maglajlic ontvluchtte in 1995 met zijn zwangere vrouw de oorlog in Bosnië. Via mensensmokkelaars kwamen ze in Nederland terecht. Samir werkt al 15 jaar met veel plezier op de BSO in Schalkhaar en is onderwijsassistent bij Kindcentrum Rivierenwijk. Als voormalige Bosnische vluchteling bezoekt hij regelmatig het azc in Schalkhaar, waar hij en zijn vrouw in 1995 zelf een half jaar werden opgevangen.

Column: Samir Maglajlic (foto: Pieter Leeflang)

De wind snijdt scherp langs mijn gezicht terwijl ik voor de poort van AZC Schalkhaar sta. In mijn handen houd ik de zorgvuldig ingepakte pakketjes stevig vast. Het is een koude dag, maar dat is niets vergeleken met de kou die asielzoekers hier soms ervaren; niet alleen fysiek, maar vooral in de blikken van een samenleving die hen te vaak veroordeelt zonder hen te kennen.

Binnenkomen mag ik niet. En het AZC wil de spullen niet zelf uitdelen. Dus sta ik hier, met mijn handen vol, maar mijn hart misschien nog voller.

Glimlach
Het hek schuift langzaam open en al snel zie ik gezichten. Voor sommigen is het wantrouwen, voor anderen pure nieuwsgierigheid. Een jongen van misschien zes of zeven jaar, met ogen die veel te veel hebben gezien, kijkt me recht aan. Zijn blik grijpt me vast. Ik kniel neer en reik hem een pakketje aan. Zijn kleine handen nemen het aarzelend aan, alsof hij niet weet of hij het wel mag accepteren. Maar dan verschijnt het: een glimlach. Een oprechte, brede glimlach die een vonkje warmte door mijn borst laat gaan.

“Bedankt,” zegt hij zacht, met een accent dat ik niet kan plaatsen.
Ik glimlach terug, leg mijn hand even op zijn schouder. “Jij bent welkom,” antwoord ik. Dit simpele moment – een lach, een woord van waardering, een schouderklopje – voelt als een overwinning. Niet voor mij, maar voor de menselijkheid.

Deze mensen hebben zoveel verloren: hun huis, hun land, soms hun familie. Wat ik aanbied is weinig: een stukje zeep, wat warme sokken, misschien iets lekkers. Maar de symboliek ervan is alles. Het is een gebaar dat zegt: “Ik zie jou. Ik oordeel niet. Jij doet ertoe.”

Overeind
Ik kan het niet laten om terug te denken aan 1995. Dat was mijn jaar. Mijn tijd in het asielzoekerscentrum, met zijn lange dagen vol onzekerheid en de eindeloze angst voor afwijzing. Toen ook, waren er mensen die ons zagen als ‘gelukzoekers’, als criminelen of erger. Maar er waren ook mensen die kwamen, zoals ik nu kom: met een glimlach, een vriendelijk woord, en een klein gebaar dat zoveel groter voelde dan het leek. Die mensen hielden mij overeind.

En ik had toen gezworen: zolang ik leef, zal ik terugkomen. Zal ik degenen die nu in mijn oude schoenen staan, opzoeken en helpen, al is het maar met een kleinigheid.

Wanhoop
Maar wat ik vandaag zie, is dat de kloof groter is geworden. De verhalen over asielzoekers zijn grimmiger, harder. Populistische stemmen hebben een karikatuur van hen gemaakt: criminelen, terroristen, profiteurs. De nuance is verdwenen. Ja, er zijn mensen die misschien misbruik maken, zoals in elke groep. Maar het merendeel? Het zijn vaders, moeders, kinderen, die vluchten voor oorlog, honger, wanhoop. Mensen zoals ik ooit was. Mensen zoals jij of je buurman zou kunnen zijn, als het leven anders was gelopen.

Als ik mijn laatste pakketje uitdeel, voel ik een hand op mijn arm. Een oudere man, met ogen waarin eeuwenoude wijsheid lijkt te liggen, kijkt me aan. “Dank je,” zegt hij eenvoudig. Geen extra woorden. Maar een glimlach.

Wilt u uw verhaal, column of ervaring delen met dorpsgenoten in Schalkhaar? Stuur dan een bericht naar redactie@inschalkhaar.nl

Na zijn vlucht vanuit Bosnie werden Samir en zijn zwangere vrouw in 1995 opgevangen op het azc in Schalkhaar
Deel via