‘Als jong ventje vond ik het allemaal hoogst interessant’
Door Rudy Brouwer – Boek ‘Omzien’ (2005)
‘Bij buurman Beekhuis lag ’t lijk van een Canadese militair pal voor de deur. De buurman had er keurig een laken overheen gelegd; de Duitsers trokken dat witte doek er schaamteloos vanaf. Van de bezetter mocht iedereen de dode Canadees zien. Pure propaganda.’ Zijn handen voor de ogen. ‘Ik haal het beeld nog zo voor me.”
SCHALKHAAR – ,,Het was een machtig grote vent, die Canadees. Languit op de grond. Met een mooi pak aan. En grote indrukwekkende glimmende laarzen. Ik vond het toen, als 12-jarig ventje, allemaal hoogst interessant wat er rondom ons huis aan het kanaal gebeurde.’ Pas later besefte Henk Koning (1933), uit de kolenfamilie, dat zijn Canadese held morsdood was.
Het stoffelijke overschot voor de deur van Beekhuis was niet de enige dode die de latere ‘kolenboer’ tijdens de Duitse bezetting op z’n jeugdige netvlies kreeg. De gesneuvelde Canadees maakte deel uit van een tienkoppige bemanning van een viermotorige geallieerde bommenwerper die, herinnert Koning zich nog goed, ‘in januari 1944 door zo’n Duits jagertje boven onze woning werd neergehaald.’
Terwijl hijzelf een steenworp verderop – op de school aan de Colmschaterstraatweg – aandachtig de lessen van meester Agema volgde, moest vader Koning op het eigen erf met dochterlief op de arm haastig dekking zoeken voor de neerslaande brokstukken van de bommenwerper. Negen van de tien bemanningsleden kwamen om, eentje kon gewond vluchten richting Vijfhoek, maar werd even later door de Duitsers ingerekend als krijgsgevangene.
Ramptoeristen
Op het moment dat de jonge Henk Koning om 15.00 uur uit school kwam, wemelde het rondom zijn ouderlijke woning al van de ‘ramptoeristen’. ‘Er was veel volk op de crash afgekomen en dat werd door de Grüne Polizei op een afstand gehouden en weggestuurd. Ook mijn neefje Appie Bolink, dat die middag bij ons op bezoek was, stond – tegen een hek geleund – toe te kijken. Een Duitser stuurde hem weg.
En toen Appie weigerde, schopte de soldaat hem keihard in zijn zij. Mijn vader zag het aan en kon dat niet verdragen. Pa greep de Duitser krachtig bij zijn ‘strot’. Terwijl andere Duitsers ongestoord en ijskoud de gegevens van de herkenningsplaatjes van de negen gesneuvelde Canadezen noteerden, werd mijn vader afgevoerd. Ik dacht: daar gaat mijn pappa… Dankzij de tussenkomst van een Duitssprekende dorpsgenoot werd vader uiteindelijk toch niet door de Duitsers meegenomen.’
Onderdak
Later dat jaar, in juni 1944, werd het huis van de kolenhandelaar Koning gevorderd door de Duitse bezetter. ‘We hadden al eerder kortstondig onderdak moeten bieden aan de Duitsers, maar kort na de Dolle Dinsdag inNormandië, eiste een peloton Duitse soldaten onderdak in onze woning’, weet Henk Koning nog. ‘De troepen en hun materieel konden in de loods, maar de vier officieren wilden in ons huis. Ze hadden vanuit Normandië een ‘foute Française’ meegenomen; echt een prachtmeid. Mijn vader oordeelde: jullie kunnen blijven, maar die meid komt er hier niet in! De meid vond een slaapplaats bij buurman Beekhuis. De man was echter strenggelovig en beval de verbaasde Franse dame op haar knieën mee te bidden. Na één nachtje is ze er toen vluchtig van door gegaan…’
Ook de inkwartiering van de terugtrekkende Duitsers trok die dag veel aandacht van nieuwsgierige dorpelingen. ‘De soldaten waren bezig om de lading uit hun vrachtwagens over te laden in onze loodsen. Ze hadden op hun rooftochten door Frankrijk veel tabak buit gemaakt en gooiden handenvol shag, dat toen uiteraard schaars en op de bon was, tussen het toegestroomde publiek. Iedereen graaide er gewild naar.
Rustiger
De volgende dag, toen het rondom ons huis weer wat rustiger was, kwam huisarts Houwink, toentertijd in Schalkhaar een man met veel aanzien, met z’n auto ons erf op rijden. Hij kwam op me af en vertelde me, terwijl hij jachtig om zich heen keek, dat hij had gehoord dat er een dag eerder tabak was uitgedeeld. Hij vroeg: mag ik ook iets? In overleg met een Duitse soldaat heb ik toen een baaltje tabak voor dokter Houwink geregeld.’
In de oorlogsjaren waren– net als de tabak – ook de kolen op de bon. Desondanks ging de brandstofhandel van de familie Koning, weliswaar op een lager pitje, gewoon door. Er was echter te weinig productie en voorraad om alle afnemers van de nodige kolen te voorzien. ‘Toch zocht vader wel naar alternatieven’, vertelt Henk Koning. ‘Hij kende uit zijn turftijd nog mensen uit Drente en daarmee heeft hij toen weer contact gezocht. In plaats van kolen werd voortaan ook turf verkocht als brandstof. Bovendien haalden we partijen ruwe bruinkoolbriketten uit Limburg. De mensen namen alles, als het maar brandde. Op het laatst werden er in de directe omgeving van ons huis door behulpzame buurtgenoten zelfs stobben van omgezaagde bomen uitgegraven en aan moten gehakt.’
Evacuatie
De tijd verging en onderwijl rukten de geallieerden op. De Duitse bezetters raakten in het nauw. ‘Een week voor de bevrijding werden we geëvacueerd, omdat het thuis door de naderende frontlinie te gevaarlijk werd. Met achterlating van ons paard, trokken we iets verderop in bij Klein Boonschate, maar al een dag later verder door naar Jansen aan de Schooldijk. Van daaruit werden we een paar dagen later door een Duitse militair met geladen gun verder terug het bezette gebied in begeleid.
In een karavaan van zo’n dertig mensen, met paard en wagen voorop, trokken we langs de akkers. Overal rondom brandden boerderijen, de brug over het kanaal was door de Duitsers opgeblazen. In de Vijfhoek, op een paar honderd meter afstand, zaten al de Canadezen. Mijn vader wist dat. Onder zijn aanvoering hebben we op een gegeven moment rechtsomkeert gemaakt en zijn we – dwars door de frontlinie en zonder tegenwerking van de gewapende Duitser – onze bevrijding tegemoet gelopen.’
Over de Stationsweg, langs landgoed ‘De Achterhoek’ toog de muitende menigte vastberaden de Oxersteeg in. Met een witte vlag voorop. ‘Nooit, nooit, zal ik vergeten’, haalt Koning de geschiedenis emotioneel en met kippenvel voor ogen, ‘hoe we achter de boerderij van Oosterwechel het eerste tentenkamp van de Canadezen waarnamen. Leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) bewaakten langs de kant van de weg Duitse krijgsgevangen die achter prikkeldraad zaten.
Holiday
Samen met andere groepen trokken we via de Snipperling het buurtschap Oxe in en vervolgens richting Epse. ‘It is for us today a holiday!’ zijn woorden die me van dat moment nog goed bijstaan. Ze werden in onze groep geroepen door de heer Meester die vanaf de Worp in Deventer een tijdlang met zijn gezin in het kantoorgedeelte van onze kolenhandel was verbleven.
Uiteindelijk werd de familie Koning door de N.B.S. ondergebracht bij boer Makkink in Gorssel. Het gezin bleef er, vanwege een maagbloeding van vader Koning, zes weken in de kelder alvorens naar het eigen huis aan het kanaal terug te kunnen. ‘Voor die tijd was ik samen met mijn zus Jansje overdag al wel geregeld teruggeweest om het puin op te ruimen. De schade aan ons huis viel mee, maar er bleek voortdurend te worden geplunderd en gestolen. Het kon dus geen kwaad dat er een oogje in het zeil werd gehouden.’
De bezetting was voorbij, de vreugde groot. Al was de oorlog voor Henk Koning pas écht afgelopen toen in de zomer van 1945 zijn twaalf jaar oudere broer Herman, die gedurende ruim twee en half jaar als dwangarbeider naar Berlijn was gestuurd en daarna min of meer spoorloos was geraakt, op een mooie zondagmiddag ineens vanuit het niets door een weiland richting zijn ouderlijk huis kwam lopen…